U bent als handelsvergunninghouder wettelijk verplicht meldingen van bijwerkingen in te dienen bij de geneesmiddelenautoriteiten. Er zijn gedetailleerde instructies over wat u moet indienen en hoe dit moet gebeuren.
ADR-verplichtingen op basis van farmacovigilantie wetgeving
Individual Case Safety Reports (ICSR’s) afkomstig uit Nederland moet u direct naar de EMA EudraVigilance-databank sturen (Organisation Identifier: EVHUMAN).
- Voor ernstige ICSR’s: moeten worden verstuurd binnen 15 dagen nadat u kennis heeft genomen van de melding.
- Niet-ernstige ICSR’s: binnen 90 dagen nadat u van de melding weet.
U levert de elektronische indiening bij EudraVigilance in een ICH E2B(R2) bericht of in een ICH E2B(R3) bericht. Uw melding wordt vanuit EudraVigilance automatisch doorgestuurd naar de betreffende nationale registratieautoriteiten.
Als handelsvergunninghouder moet u zich houden aan de verplichtingen voor het vastleggen en rapporteren van meldingen van vermoedelijke bijwerkingen (ADR’s; Adverse Drug Reactions) zoals beschreven in de Guideline on good pharmacovigilance practices Module VI – Collection, management and submission of reports of suspected adverse reactions to medicinal products (Rev 2). Bovendien geldt:
- Nederlandse meldingen mogen zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal worden gedaan.
- Als door technische problemen indiening bij EudraVigilance tijdelijk niet mogelijk is, volg dan de instructies van het EMA. Het is niet nodig om het CBG hierover apart te informeren.
De rapportageverplichtingen over het melden van vermoedelijke bijwerkingen vindt u in Verordening (EG) nr. 726/2004 en Richtlijn 2001/83/EG.
Lareb-meldingen
Het Nederlands Bijwerkingencentrum Lareb beheert in opdracht van het CBG het landelijke spontane meldsysteem en stuurt de meldingen door naar EudraVigilance. De Lareb-meldingen (zowel ernstig als niet-ernstig) kunt u als handelsvergunninghouder ophalen via EudraVigilance in een ICH E2B(R3)-bericht.
Om de juiste toegangsrechten te verkrijgen moet u er voor zorg dragen dat uw ‘EudraVigilance User Registration’ in orde is. Bovendien is het essentieel dat uw gegevens in de Art.57 databank compleet en actueel zijn. Raadpleeg de EudraVigilance-sectie op de EMA-website voor meer informatie.
Lareb-meldingen zijn ‘regulatory reports’ en hoeft u dus niet nogmaals in te dienen bij de EudraVigilance-databank.
Meldingen afkomstig uit compassionate / named patient use
In Nederland moeten meldingen van mogelijke bijwerkingen actief worden verzameld voor geneesmiddelen die binnen een compassionate use programma of op artsenverklaring (named patient) worden gebruikt.
Wanneer u als handelsvergunninghouder, of aanvrager van een handelsvergunning, kennis neemt van een bijwerking van uw geneesmiddel dat binnen een ‘compassionate use programma’ wordt gebruikt, moet u de richtsnoeren in GVP Module VI volgen. Meldingen waarbij vermoedelijk een causaal verband bestaat met het geneesmiddel (zoals beoordeeld door de primaire melder, of door de aanvrager/vergunninghouder) moet u naar EudraVigilance sturen.
Voor geneesmiddelen die worden gebruikt op basis van een artsenverklaring gelden de rapportageverplichtingen zoals gepubliceerd op de website van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
Meldingen uit de literatuur
U moet als handelsvergunninghouder een strategie hebben voor het actief monitoren van de wetenschappelijke en medische literatuur. Het CBG en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) hebben geen lijst beschikbaar met (lokale) literatuur waarin gezocht moet worden. Wat u moet monitoren verschilt namelijk per type product, indicatie(s) voor gebruik, en geografisch gebied.
Het screenen van de literatuur heeft tot doel om ICSRs (individual case safety reports) op te sporen en relevante veiligheidsinformatie van een geneesmiddel in kaart te brengen. Daarom is de vereiste voor literatuuronderzoek niet afhankelijk van de marketingstatus van een geneesmiddel. In lijn met GVP Module VI, bijlage 2, moet met de literatuurscreening worden gestart op moment van indiening van de handelsvergunning. Hoewel het niet waarschijnlijk is ICSRs aan te treffen wanneer een geneesmiddel nog niet op de markt is, is het namelijk wel mogelijk om relevante veiligheidsinformatie aan te treffen, bijvoorbeeld voor vergelijkbare geneesmiddelen. Het is echter niet de verwachting dat dergelijke informatie in lokale tijdschriften zal worden gepubliceerd. De handelsvergunninghouder wordt daarom geacht de globale (wereldwijde) literatuur screening te starten op het moment van indienen van een handelsvergunning en de lokale literatuurscreening wanneer het product beschikbaar komt in het land, hetzij via named patient/compassionate use, hetzij via reguliere voorschrijving.
Monitoren door handelsvergunninghouder
Voor het actief monitoren van gemelde bijwerkingen in de medische literatuur kunt u onder andere gebruik maken van:
- Standaard internationale literatuurzoekdatabases, zoals Medline en Embase;
- 'Standaard' lokale medische publicaties. Voor Nederland zijn dit onder meer Pharmaceutisch Weekblad, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Geneesmiddelenbulletin en Medisch Contact. De lokale publicaties moeten deel uitmaken van uw zoekstrategie, tenzij het product nog niet beschikbaar is in het land (zie boven);
- Afhankelijk van het product (bijv. kruidengeneesmiddel) en/of indicatie (bijv. cardiovasculair) zijn mogelijk ook andere lokale publicaties relevant.
Het CBG adviseert om de rationale van uw strategie vast te leggen, zodat inzichtelijk is op welke gronden deze tot stand is gekomen.
Voor literatuurmeldingen die u indient bij EudraVigilance hoeft u het gepubliceerde artikel niet standaard als bijlage mee te sturen.
Monitoren door het EMA
Het EMA is verantwoordelijk voor het monitoren van een aantal stoffen en geselecteerde medische literatuur om vermoedelijke bijwerkingen vast te stellen bij geneesmiddelen die zijn geregistreerd in de EU en voor het invoeren van de relevante informatie in de EudraVigilance-databank. Daarom hoeft u als handelsvergunninghouder vermoedelijke bijwerkingen niet te melden aan EudraVigilance als die voorkomen in de genoemde medische literatuur die door het EMA wordt gemonitord.
Voor het monitoren van wetenschappelijke en medische literatuur is een gedetailleerde richtlijn ontwikkeld. Deze vindt u in GVP-module VI, bijlage 2.