UAD-afleverstatus

De UAD-afleverstatus wordt verleend aan alle zelfzorggeneesmiddelen die niet in de UA of AV-categorie vallen.

Artikel 58, derde lid, van de Geneesmiddelenwet luidt: “Het College besluit tot indeling van een geneesmiddel als UAD-geneesmiddel indien het niet voor indeling als UA-geneesmiddel of als AV-geneesmiddel in aanmerking komt.”

Het belangrijkste onderscheid tussen UA en UAD is de vereiste tussenkomst van de apotheker bij de het afleveren van UA-geneesmiddelen. De reden daarvan is dat bij UA-geneesmiddelen een vorm van zorgverlening noodzakelijk is die de drogist niet kan en ook niet behoeft te bieden. Dit betreft met name de medicatiebewaking en daarmee verband houdende voorlichting en toezicht.

Het tweede verschil tussen UA en UAD betreft de zorg (in de vorm van voorlichting of begeleiding) die moet worden verleend bij de aflevering. Het gaat hier om voorlichting of begeleiding die niet of onvoldoende met de bijsluiter kan worden geleverd (bijvoorbeeld bij een keuze tussen verschillende soorten geneesmiddelen of als het gebruik zeer complex is). Bij UA-geneesmiddelen is voorlichting of begeleiding noodzakelijk (artikel 4.1 Regeling Geneesmiddelenwet) en moet de apotheekhoudende die leveren, ongeacht of de patiënt hierom vraagt of niet. Dit in tegenstelling tot de situatie bij UAD-geneesmiddelen.

Bij een geneesmiddel met de UAD-afleverstatus dient de drogist verantwoorde zorg aan te bieden en de patiënt erop te wijzen dat hij of een assistent-drogist die benodigde informatie kan geven. Het is dus aan de patiënt om aan te geven of hij wel of geen behoefte heeft aan informatie. Van de patiënt kan echter niet worden verwacht dat hij vooraf weet of voorlichting of begeleiding noodzakelijk zijn. Daarom worden geneesmiddelen, waarvoor voorlichting of begeleiding bij aflevering noodzakelijk zijn om een goed en veilig gebruik te garanderen en die niet of onvoldoende met de bijsluiter kunnen worden geleverd, ingedeeld als UA-geneesmiddel en niet als UAD-geneesmiddel.