Als u vanuit Nederland diergeneesmiddelen aflevert aan een afnemer buiten Nederland (uitvoer of export) dan heeft u hiervoor een vergunning nodig voor het vervaardigen, de invoer, de groot- of kleinhandel in diergeneesmiddelen (art. 4.22 Besluit diergeneesmiddelen).
Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuwe tekst voor deze pagina. Sinds 28 januari 2022 geldt de Verordening diergeneesmiddelen en vinden er aanpassingen plaats aan de nationale diergeneesmiddelenwetgeving. Zodra duidelijk is hoe de nationale uitwerking van de wetgeving eruit ziet, past het Bureau Diergeneesmiddelen deze pagina aan. Vragen? Neem contact op.
Dit geldt ook voor een diergeneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning in de EER is verstrekt, maar die na vervaardiging of invoer in de EER bestemd is voor uitvoer naar landen buiten de EER. Op grond van de GMP richtsnoeren moeten controles en vrijgifte plaats vinden op basis van een dossier dat door de deskundig persoon van de importeur is opgesteld. Daarnaast moet de fabrikant, gevestigd buiten de EER, door of onder verantwoordelijkheid van de deskundig persoon van de importeur, op de GMP eisen zijn beoordeeld.
Op aanvraag van een fabrikant of exporteur van een diergeneesmiddel wordt een certificaat verstrekt waaruit blijkt dat een vergunning voor vervaardiging van het diergeneesmiddel binnen de EER is verstrekt (art. 4.23 Besluit diergeneesmiddelen). Meer informatie over het aanvragen van dit certificaat.
Als u diergeneesmiddelen aan afnemers in het buitenland levert, moet dit overeenkomstig de wet- en regelgeving van het desbetreffende land plaatsvinden. Voor eventuele vragen over die wet- en regelgeving kunt u bij de bevoegde autoriteiten van het betreffende land informeren.