Feiten over medicijngebruik bij mannen en vrouwen
Onderzoek heeft al veel informatie opgeleverd over het gebruik van medicijnen door mannen en vrouwen. De volgende punten zijn vastgesteld als feiten:
Een medicijn komt alleen op de markt als het voldoende is getest bij de doelgroep.
Voordat een medicijn op de markt komt, moet het getest zijn. Zowel voor de aandoening als bij de patiëntengroep waarvoor het medicijn is bedoeld. Dit gebeurt in de zogenoemde fase 3-studie, waar op een grote patiëntengroep wordt getest. Is bijvoorbeeld de helft van de diabetespatiënten vrouw? Dan is de vuistregel dat de onderzoeksgroep ook voor ongeveer de helft uit vrouwen bestaat. Dit principe geldt ook voor bijvoorbeeld leeftijd en afkomst.
Mannen en vrouwen verschillen meestal niet zoveel in hun reactie op medicijnen.
Mannen en vrouwen reageren meestal min of meer hetzelfde op medicijnen. Wat meer van invloed is op de werking van medicijnen en de bijwerkingen zijn bijvoorbeeld de lengte, het gewicht en de stofwisseling van een man of vrouw. Met andere woorden: iedereen kan net iets anders reageren op medicijnen. In de regel zijn vrouwen vaak iets kleiner en minder zwaar dan mannen. Daardoor krijgen zij in verhouding mogelijk een hogere dosis binnen dan mannen.
Als er in de medicijnonderzoeken geen belangrijke verschillen gevonden zijn tussen mannen en vrouwen, dan staat hierover gewoonlijk niets in de patiëntenbijsluiter en de productinformatie voor artsen en apothekers. Als er wel belangrijke verschillen zijn, moet dat hierin wel vermeld worden.
Sommige ziektes of aandoeningen kunnen bij mannen andere klachten geven dan bij vrouwen.
Bijvoorbeeld bij bepaalde hartziektes zijn de klachten bij mannen anders dan bij vrouwen. Om goed medicijnonderzoek te kunnen doen, is het belangrijk om de juiste patiënten te selecteren voor de ziekte of aandoening waarvoor getest wordt.
Vrouwen melden meer en vaker bijwerkingen dan mannen.
Bij elk medicijn – ook bij placebo’s – melden zowel mannen als vrouwen algemene bijwerkingen zoals misselijkheid en duizeligheid. Uit cijfers van Bijwerkingencentrum Lareb blijkt dat vrouwen vijftig procent meer bijwerkingen melden dan mannen. Dit verschil kan komen door bijvoorbeeld een gemiddeld hogere leeftijd, een lager lichaamsgewicht of het feit dat vrouwen meer medicijnen slikken. Het is nog niet duidelijk of vrouwen daadwerkelijk meer bijwerkingen hebben, of dat zij deze alleen vaker melden.
In een eerste onderzoeksfase testen fabrikanten meer op mannen dan op vrouwen.
Als de fabrikant een medicijn voor de eerste keer bij mensen test, onderzoekt hij hoe het medicijn zich in het lichaam gedraagt. Dit gebeurt dan in een kleine groep mensen, meestal jonge, gezonde mannen. Hiermee ontstaat een betrouwbaar beeld dat niet wordt beïnvloed door factoren, zoals hormonen bij vrouwen of aandoeningen bij 50-plussers. Met de kennis van nu kunnen wetenschappers uit dit eerste onderzoek ook goed afleiden hoe een medicijn zich in het lichaam van een vrouw gedraagt. Als het medicijn veilig genoeg lijkt te zijn, wordt het verder getest. Dat gebeurt in vervolgonderzoek met grotere groepen mannen en vrouwen.
Medicijnen worden niet getest op zwangere vrouwen.
Van veel medicijnen die al jaren op de markt zijn, is niet altijd bekend of deze gevolgen kunnen hebben bij gebruik tijdens zwangerschap. In de bijsluiter staat standaard vermeld of het medicijn gebruikt kan worden bij zwangerschap. Het CBG houdt na goedkeuring de bijwerkingen en risico’s van medicijnen goed in de gaten. Als er aanleiding voor is, kan het advies voor gebruik van een medicijn worden aangepast. Op de website van Lareb vindt u uitgebreidere informatie over de veiligheid van medicijnen rondom de zwangerschap.