Voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel is niet altijd een vergunning nodig.
Vrijstelling niet receptplichtige diergeneesmiddelen bestemd voor specifieke gezelschapsdieren
Voor diergeneesmiddelen bestemd voor uitsluitend als gezelschapsdier gehouden aquarium- of vijverdieren, siervissen, kooivogels, postduiven, terrariumdieren, kleine knaagdieren, fretten en konijnen kan een vrijstelling voor een handelsvergunning worden toegestaan. De voorwaarde is dat deze diergeneesmiddelen niet-receptplichtig zijn. Dit is vastgelegd in Artikel 5, lid 6 van de Verordening Diergeneesmiddelen.
Let op: deze diergeneesmiddelen moeten wel voldoen aan artikel 2, lid 4 van de Verordening diergeneesmiddelen. Dit betekent dat:
- Zij opgenomen moeten worden in de UPD;
- De regels omtrent vervaardigen van een diergeneesmiddel (conform GMP) van toepassing zijn;
- De regels omtrent inzameling en verwijdering van afval van diergeneesmiddelen van toepassing zijn;
- De regels omtrent reclame voor diergeneesmiddelen van toepassing zijn;
- Inspecties en controles uitgevoerd kunnen worden;
- Het verboden is een diergeneesmiddel te leveren, als artikel 134 van toepassing is;
- Regels en wetgeving omtrent diergeneesmiddelenbewaking van toepassing zijn.
- Antimicrobiële middelen zijn wel receptplichtig en vallen niet onder deze vrijstelling. U leest hier meer over op deze pagina onder Antimicrobiële middelen.
Overgangsbepaling voor receptvrije diergeneesmiddelen voor specifieke gezelschapsdieren die vóór 28 januari 2022 waren vrijgesteld van een handelsvergunning
In Nederland is bepaald dat voor receptvrije diergeneesmiddelen voor specifieke gezelschapsdieren een registratieverplichting geldt (Artikel 2.1. van de Regeling diergeneesmiddelen 2022). Dit is nodig omdat deze diergeneesmiddelen opgenomen moeten worden in de UPD en omdat de wetgeving omtrent diergeneesmiddelenbewaking van toepassing is.
Iedereen die deze diergeneesmiddelen op de markt brengt, moet voor 31 december 2024 een registratieaanvraag doen. Vanaf 1 januari 2025 is het vrijgeven van producten waarvoor geen registratieaanvraag is ingediend niet meer mogelijk.
Brengt u als groothandel diergeneesmiddelen op de markt in Nederland die zijn bestemd voor specifieke gezelschapsdieren? Registreer uw producten via de pagina Registratie specifieke gezelschapsdieren. Hier vindt u ook meer achtergrondinformatie.
Antimicrobiële middelen
Antimicrobiële middelen zijn wel receptplichtig en vallen niet onder deze vrijstelling. Antimycotica (antischimmel middelen) en antiprotozoaire middelen zijn sinds de inwerkingtreding van de Verordening diergeneesmiddelen ook onder de antimicrobiële middelen geclassificeerd. Dit betekent dat zij ook receptplichtig worden.
Overgangstermijn antimycotica en antiprotozoaire middelen
Voor de antimycotica en antiprotozoaire middelen uitsluitend bestemd voor specifieke gezelschapsdieren is een overgangstermijn vastgesteld vanwege een mogelijk gebrek aan beschikbaarheid. Meer hierover leest u in dit nieuwsbericht.
Let op: Verwar bovengenoemde antimicrobiële middelen niet met de vroegere ‘5-gramsregeling’. Deze term heeft betrekking op de ‘Toestemmingen 5 gram tetracyclines en sulfonamides’ die op basis van een nationale bepaling tot 28 januari 2022 waren toegelaten. Deze middelen zijn receptplichtig en mogen alleen door een dierenarts aan houders van gezelschapsdieren (meest duiven) verstrekt worden. Deze middelen mogen max. 5 gram tetracyclines en sulfonamides bevatten. Ook voor deze middelen geldt een overgangstermijn. Zij mogen tot einde houdbaarheid en maximaal tot 29 januari 2027 op de markt zijn, mits deze vóór 28 juli 2022 geproduceerd zijn. Deze middelen worden hier genoemd. Voor deze middelen moet een reguliere handelsvergunning worden aangevraagd.
Wettelijke basis
De wettelijke basis voor de Vrijstelling voor specifieke gezelschapsdieren is artikel 5, lid 6 van de Verordening diergeneesmiddelen. In Nederland is deze vrijstelling opgenomen in artikel 2.1 van de Regeling diergeneesmiddelen 2022.
Vrijstelling voor dierproeven
In artikel 2.1 tweede lid van het Besluit diergeneesmiddelen 2022 staat informatie over vrijstelling van het verbod voor het in Nederland brengen, vervoeren, ontvangen, voorhanden hebben, in voorraad hebben of toepassen van diergeneesmiddelen voor dierproeven. Deze vrijstelling geldt voor proeven die worden gedaan met toepassing van de Wet op de dierproeven, door de vergunninghouders die in die wet worden bedoeld.
Diagnostica bestemd voor gebruik op niet levend materiaal van een dier
Ieder product dat bestemd is voor gebruik bij dieren om een medische diagnose te stellen, valt onder het begrip ‘diergeneesmiddel’ (art. 4.1.c. van de Verordening diergeneesmiddelen). Dit worden ook wel in-vivo diagnostica genoemd.
In-vitro diagnostica zijn testen die bestemd zijn voor gebruik op niet levend materiaal van een dier.
Voorbeelden zijn een monster van bloed, urine, speeksel of haren. Zij zijn bedoeld om een medische diagnose te stellen. Deze testen vallen niet onder het begrip diergeneesmiddel. Hierdoor gelden de eisen voor het op de markt brengen niet voor deze in-vitro testen.
Het niet-levend dierlijk materiaal waarop het diagnosticum is gebruikt, komt niet in de voedselketen terecht. Daarom is het vanuit het oogpunt van dierenwelzijn en volksgezondheid niet noodzakelijk om voor een diagnosticum een volledig dossier te eisen of een handelsvergunning te verstrekken.
In-vitro diagnostica bestemd voor menselijk gebruik, kunnen vallen onder Verordening (EU) 2017/746 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitro diagnostiek. Hierdoor is voor in-vitro diagnostica bestemd voor menselijk gebruik een CE markering vereist.
Er gelden voor in-vitro diagnostica bestemd voor dierlijk gebruik daarentegen geen Europese of nationale eisen in Nederland.
Meer informatie
Wilt u weten of voor een specifiek diergeneesmiddel een vrijstelling van toepassing is en of dit voldoet aan de gestelde eisen, dan kunt u dit vragen aan het Bureau Diergeneesmiddelen via het contactformulier.